De bijvoeglijke naamwoorden naamwoorden (adiectiva) staan doorgaans achter het zelfstandig naamwoord (substantivum) waar het bij hoort (het antecedent).
Het adiectivum past zich daarbij aan aan het substantivum. Voor elke naamval (casus) de eigen verbuiging (declinatie). Dit heet congruentie.
Zijn substantivum en adiectivum van dezelfde declinatie-groep, dan is de onderlinge betrekking duidelijk te herkennen.
De adiectiva van de -o en -a declinatie verbuigen als de substantieven van die groepen:
servus bonus | de goede slaaf |
serva bona | de goede slavin |
servi boni | de goede slaven |
servae bonae | de goede slavinnen |
servum bonum videt | hij ziet de goede slaaf |
Zijn substantivum en adiectivum van een verschillende declinatie-groep, dan zijn de uitgangen verschillend,
maar met behoud van de congruentie van casus, numerus en genus (weer past het adiectivum zich aan aan het substantivum):
senator Romanus | de Romeinse senator (nominativus, sg, m) |
senatorem Romanum videt | hij ziet de Romeinse senator (accusativus, sg, m) |
senatores Romani | de Romeinse senatoren (nominativus, pl, m) |
senatores Romanos videt | hij ziet de Romeinse senatoren (accusativus, pl, m) |
in ordine longo | in een lange rij (ablativus, sg, m) |
clara pulchritudine | van stralende schoonheid (ablativus, sg, f) |
robusto corpore | met een sterk lichaam (ablativus, sg, n) |
NB: het Latijnse adiectivum Romanus is een eigennaam en wordt net als in het Nederlands met een hoofdletter geschreven.
|