Met voorzetsels worden, net als in het Nederlands, voorzetseluitdrukkingen gevormd: Gramaticaal bijwoordelijke bepalingen genoemd.
Een bijwoordelijke bepaling met de
accusativus
geeft meestal een richting of een doel aan (bijw.bep. van richting) waar naar toe.
ad (naar, tot aan), in (naar, in), sub (onder, tot vlak bij) met accusativus (beweging, waar naar toe?).
ad portam | naar de deur |
in aquam | naar het water, het water in |
Bij de
ablativus
geeft een voorzetsel vaak de plaats aan, of antwoord op de vraag waarmee, waardoor of met wie, waar vandaar.
a(b) (van, vanaf, door), de (vanaf, naar beneden), e(x) (uit) met ablativus (plaats, waar vandaar?).
in foro | in/op het marktplein |
in basilica | in de basilica |
e villa | uit het huis |
cum amico | met de vriend |
|