Notitiae linguae Latinae


(pronomina demonstrativa)

reflex

Aanwijzende voornaamwoorden verwijzen naar iets of iemand.

hic, haec, hoc verwijzen naar iets of iemand dichtbij de spreker (dit, deze hier)

Voorbeelden:

servus hicdeze slaaf
villa haecdit (land)huis
templum hocdeze tempel

ille, illa, illud verwijzen naar iets of iemand verderweg (die, dat daar/toen)

iste, ista, istud verwijzen naar iets of iemand in de buurt van de aangesprokene (die, dat bij jou)

ipse, ipsa, ipsum (hij, zij, het) persoonlijk (sub-groep: pronomina determinativa)

Voorbeelden:

(Ego) ipse hoc facioIk doe dat zelf (man)
(Ego) ipsa hoc facio Ik doe dat zelf (vrouw)
Vatem ipsum vidimusWe hebben de zanger zelf/persoonlijk gezien
(zelf slaat op de zanger, niet op wij)
Prosperpina ipsa Eurydicem vocavitProsperpina zelf/persoonlijk riep Eurydice
Id ipsum Ovidius poeta scripsitPrecies (juist) dit schreef de dichter Ovidius

is, ea, id deze, die of hij, zij, het als niet-reflexief pers. vnw 3p (sub-groep: pronomina determinativa)

idem, eadem, idem dezelfde, hetzelfde (sub-groep: pronomina determinativa)

Voorbeelden:

idem carmen, eadem carminahetzelfde lied, dezelfde liederen
idem deus, eadem deadezelfde god, dezelfde godin