| reflex |
Aanwijzende voornaamwoorden verwijzen naar iets of iemand. hic, haec, hoc verwijzen naar iets of iemand dichtbij de spreker (dit, deze hier) Voorbeelden:
ille, illa, illud verwijzen naar iets of iemand verderweg (die, dat daar/toen) iste, ista, istud verwijzen naar iets of iemand in de buurt van de aangesprokene (die, dat bij jou) ipse, ipsa, ipsum (hij, zij, het) persoonlijk (sub-groep: pronomina determinativa) Voorbeelden:
is, ea, id deze, die of hij, zij, het als niet-reflexief pers. vnw 3p (sub-groep: pronomina determinativa) idem, eadem, idem dezelfde, hetzelfde (sub-groep: pronomina determinativa) Voorbeelden:
|
  |