Substantiva linguae Latinae


(zelfstandige naamwoorden)

 

De zelfstandige naamwoorden (substantiva) hebben in het Latijn voor elke naamval (casus) een eigen verbuiging (declinatie). De naamvallen (casi) zijn:

1e naamval nominativus onderwerp, wie
2e naamval genitivus wiens, van wie
3e naamval dativus meewerkend voorwerp, hun, aan wie, voor
4e naamval accusativus lijdend voorwerp, hen, wie of wat wordt
5e naamval ablativus vanaf, door, met wie/wat
6e naamval vocativus aanspreekvorm
oude naamval locativus geeft de plaats aan

Er zijn 5 declinatie groepen en, net als in het Nederlands, 3 geslachten (masculinum, femininum, neutrum).
De uitgang van een zelfstandig naamwoord bepaald de verbuigingsgroep.
Elke declinatiegroep verbuigt identiek.

1e of a-declinatie   rosa roos   (uitgang -a meestal femininum f)
2e of o-declinatie   amicus vriend   (uitgang -us meestal masculinum m)
    bellum oorlog   (uitgang -um neutrum n)
3e declinatie   senator senator   (uitgang -or meestal masculinium m)
    oratio redevoering   (uitgang -io meestal femininum f)
    turris toren   (uitgang -is indien femininum f)
    imago afbeelding   (uitgang -o meestal femininum f)
    civitas burgerij   (uitgang -as meestal femininum f)
    virtus deugd   (uitgang -us meestal femininum f)
    corpus lichaam   (uitgang -us neutrum n)
    nomen naam   (uitgang -men neutrum n)
    quies deugd   (uitgang -s deels m, deels f)
    pax vrede   (uitgang -x meestal femininum f)
4e declinatie   magistratus ambtenaar, ambt   (uitgang -us meestal masculinum m)
    manus hand   (uitgang -us uitzondering femininum f)
5e declinatie   res ding   (uitgang -s uitzondering femininum f)

Het grammaticale geslacht komt in het Nederlands en het Latijn niet altijd overeen!