Het futurum actief voor een a-stam wordt gevormd met: de praesensstam + tijdskenmerk -b- + bindvocalen -/-i-/-u- + persoonsuitgangen:
-o, -s, -t, -mus, -tis, -nt
Het futurum passief voor een a-stam wordt gevormd met: de praesensstam + tijdskenmerk -b- + bindvocalen -/-e-/-i-/-u- + persoonsuitgangen: -or, -ris, -tur, -mur, -mini, -ntur
Voorbeeld a-stam (1)
vocare
(infinitivus) - roepen, voca- (praesensstam):
vocaturus esse | zullen roepen | vocatum iri | zullen worden geroepen |
vocabo | ik zal roepen | vocabor | ik zal geroepen worden |
vocabis | jij zult roepen | vocaberis | jij zult geroepen worden |
vocabit | hij/zij/het zal roepen | vocabitur | hij/zij/het zal geroepen worden |
vocabimus | wij zullen roepen | vocabimur | wij zullen geroepen worden |
vocabitis | jullie zullen roepen | vocabimini | jullie zullen geroepen worden |
vocabunt | zij zullen roepen | vocabuntur | zij zullen geroepen worden |
NB: geen bindvocaal bij vocabo en vocabor!
Herken de a-stam futurum aan -bo, -bi-, -bu-, -beris
In het Nederlands kan de toekomst soms ook met gaan worden aangeduid. EG:
legam
librum
- ik ga (zal) een boek lezen.
|