Verba linguae Latinae


(modus - wijze)

numerus
 

De modus drukt het verschil uit tussen bijv. een feit, een wens of een bevel. Het bepaald min of meer het karakter van de handeling van het werkwoord.
Het Latijn kent net als het Nederlands vijf modi of wijzen:

1 De indicativus of aantonende wijs
Deze modus geeft een vaststaand feit weer:
ik spreek is een onbetwiste handeling
2 De coniunctivus of aanvoegende wijs
Deze modus drukt twijfel, onzekerheid of een wens uit:
laat ik spreken wil nog niet zeggen dat ik zal spreken.
3De imperativus of gebiedende wijs
Deze modus geeft een bevel weer:
spreek!
4De infinitivus of onbepaalde wijs
Deze modus geeft eigenlijk niets weer:
spreken (het is neutraal)
5Het participium of deelwoord
Hier bestaat nog een onderverdeling:
a) Gelijktijdig Participium Actief (GPA) of onvoltooid deelwoord
    - het zingende meisje speelt
    - het meisje dat zingt speelt
    - terwijl het meisje zingt speelt het
b) Voortijdig Participium Passief (VPP) of voltooid deelwoord
    - de afgebrande huizen zijn leeg
    - de huizen die afgebrand zijn, staan leeg
    - nadat de huizen afgebrand zijn, staan ze leeg

(meer over wijzen)