Verba linguae Latinae

a-stam
praesens - imperfectum - futurum - (perfectum) - plusquamperfectum - futurum exactum
Vormen van het Perfectum

De Voltooid Tegenwoordige Tijd (Perfectum) wordt in het Nederlands gevormd met de hulpwerkwoorden hebben en zijn. (Hij heeft geleefd. Hij is vertrokken).
In het Latijn worden geen samengestelde vormen gebruikt, maar wordt voor de uitgang een letter ingevoegd, die het perfectum aanduidt: een v of een u.
(Deze beide klanken werden oorspronkelijk met dezelfde letter geschreven).

De a-conjugatie en de i-conjugatie vormen het perfectum meestal met een v.
E.g: rogare (vragen) - rogavisse (gevraagd hebben); audire (horen) - audivisse (gehoord hebben).

De e-conjugatie vormt het perfectum meestal met een u.
E.g: timere (vrezen) - timuisse (gevreesd hebben)

Bij de consonant-conjugatie worden verschillende vormen gebruikt voor het perfectum.

v-perfectum: petere (zoeken) - petivisse (gezocht hebben)
s-perfectum: scribere (schrijven) - scripsisse (geschreven hebben) - scripsi (ik heb geschreven)
x-perfectum: dicere (zeggen) - dixisse (gezegd hebben) - dixi (ik heb gezegd)
(Hier zijn de c en de s tot een x samengevoegd)
Klinkerverlenging: emere (kopen) - emisse (gekocht hebben) - emi (ik heb gekocht)
(De stamvocaal wordt uitgerekt, i.e. langer uitgesproken)
Reduplicatie-perfectum: canere (zingen) - cecinisse (gezongen hebben) - cecini (ik heb gezongen)
(Verdubbelingsperfectum: de stamlettergreep wordt verdubbeld)
Stam-perfectum: bibere (drinken) - bibisse (gedronken hebben) - bibi (ik heb gedronken)
(De stam van het werkwoord veranderd niet in het perfectum)

Het hulpwerkwoord esse (zijn) en de modale werkwoorden posse (kunnen) en velle, nolle (willen, niet willen) hebben een u-perfectum.
esse (zijn) - fuisse (geweest zijn) - fui (ik ben geweest)
posse (kunnen) - potuisse (gekund hebben) - potui (ik heb gekund)
velle (willen) - voluisse (gewild hebben) - volui (ik heb gewild)
nolle (niet willen) - noluisse (niet gewild hebben) - nolui (ik heb niet gewild)